Dit zegt de HEER:
Ik ontketen een vernietigende storm over Babel, over de bevolking van Leb-Kamai. Ik stuur vreemde volken op hen af. Die zullen hen uiteenslaan, ze plunderen het hele land. Op die onheilsdag komen ze van alle kanten op hen af. Laat de boogschutters hun pijlen richten op ieder die de boog spant tegen hen, ieder die het harnas aangordt. Spaar zelfs de jongste strijders niet, vernietig heel het leger. In Chaldea zullen velen sneuvelen, ze liggen doorstoken in de straten, want het land boet voor zijn schuld tegen de Heilige van Israël. God laat Israël niet als weduwe achter, de HEER van de hemelse machten laat Juda niet in de steek.
Vlucht uit Babel, red het vege lijf, ontloop de straf voor Babels schuld. Dit is het tijdstip dat de HEER zich wreekt, de stad krijgt haar verdiende loon. Babel was een gouden beker in de hand van de HEER, een beker die de hele wereld dronken voerde. Alle volken dronken van de wijn, daardoor zijn ze zo waanzinnig. Plotseling valt Babel, hef een klaaglied aan! Haal balsem die haar pijn verlicht, misschien geneest ze nog. Maar de artsen zeggen:
“We hebben geprobeerd haar te genezen, ze was niet te redden. Laat haar achter, wij gaan terug naar ons eigen land. Deze straf gaat elke aardse maat te boven, dit vonnis reikt tot aan de wolken.” Israël zal zeggen:
“De HEER heeft onze rechten hersteld. Kom, laten we in Sion vertellen wat de HEER, onze God, heeft gedaan.”
De HEER heeft de koning van Medië aangevuurd, zijn doel is de vernietiging van Babel. Dit is de wraak van de HEER, Hij wreekt Zijn tempel. Mannen, scherp de pijlen, vul de kokers. Steek tegen Babels muren de strijdvaan op. Versterk het beleg, zet wachtposten uit. Laat stoottroepen hun stellingen betrekken. De HEER doet wat Hij aangekondigd heeft, Hij doet met Babel wat Hij heeft besloten. Volk van Babel, je woont tussen grote rivieren, te midden van grote rijkdommen, maar je einde is gekomen, je levensdraad wordt doorgesneden.